Energietransitie
Het LANICE-project
Het project “North Sea wide acceleration of LANding offshore energy while mitigating Impact on the Coastal Environment”, afgekort LANICE, ondersteunt het behalen van de EU-doelstellingen voor hernieuwbare energie en het beperken van klimaatverandering, terwijl rekening wordt gehouden met de bescherming van het Werelderfgoed Waddenzee. Door het analyseren van milieuconflicten en het identificeren van mogelijkheden om de uitvoering van projecten voor transmissienetwerken te versnellen, wil LANICE maatregelen ontwikkelen die een milieuvriendelijke energietransitie ondersteunen en de milieueffecten op een efficiënte manier verminderen.
Het project is in lijn met en ondersteunt de implementatie van de Verklaring van Wilhelmshaven van 2023 (par. 25 en 26) en het SIMP Integraal Beheerplan voor ÉÉN Werelderfgoed Waddenzee 2023 (Kernthema Energie). Het project wordt gefinancierd door het Nederlandse Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) en de Trilaterale Waddenzee Samenwerking (TWSC). LANICE heeft een geplande looptijd van twee jaar, vanaf januari 2024. Het budget bedraagt €500.000 van LVVN en €85.000 van de TWSC (SB 2023).
Activiteiten
Vijf activiteiten vormen de pijlers van het LANICE-project:
- Beoordelen van de potentiële milieueffecten van de aanleg, het gebruik, het onderhoud en de ontmanteling van netaansluitingen op ecosystemen aan de zachte kust en identificeren van belangrijke actiegebieden voor risicobeperking.
- a) Beoordelen van de meest recente opties voor het beperken van milieueffecten (milieumitigatie) gedurende de gehele levenscyclus van een project en
b) een uitgebreide online toolbox voor milieumitigatie ontwikkelen. - Identificeren van milieuconflicten en versnellingsmogelijkheden voor het transportnet met betrekking tot praktische planning, vergunningen, uitvoering en onderhoud in diverse procedures in de Waddenzeelanden en aangrenzende landen met een vergelijkbare situatie.
- Beoordeling van de behoeften van strategische stakeholders met betrekking tot milieuaspecten van praktische planning, vergunningen, uitvoering en onderhoud ter plaatse.
- Informatie delen en uitwisseling bevorderen met doelgroepen over milieueffecten, mitigatiestrategieën en versnellingsmogelijkheden.
Status
De activiteiten 1 en 2a) zijn gestart in maart 2024 en zullen naar verwachting in oktober 2024 worden afgerond. Ze worden ontwikkeld door een trilateraal consortium van externe deskundigen onder leiding van het Nederlandse adviesbureau Witteveen+Bos en in nauwe samenwerking met de ad hoc WG-RE. De leden van het consortium zijn Deltares, DHI, Intertek en NIRAS uit respectievelijk Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Denemarken.
Tot nu toe heeft het consortium een eerste ontwerp-voortgangsrapportage opgesteld met de volgende inhoud:
- Een overzicht van de verschillende milieueffectrapportage (m.e.r) methodes in Nederland, Duitsland en Denemarken.
- Een beschrijving van de technieken die worden gebruikt voor de aanleg, de exploitatie en ontmanteling van kabels en pijpleidingen. Deze technieken zijn in verband gebracht met milieu- en ecologische effecten.
- Een overzicht van de onderwerpen die aan bod komen in de m.e.r.-beoordelingen, passende beoordelingen (AA's) volgens de EU-Habitatrichtlijn en ecologische quick scans, inclusief verschillen en overeenkomsten tussen de drie landen in hun beoordelingsbenaderingen en hoe ze omgaan met cumulatieve effecten.
- Praktijk van effectmonitoring in de drie landen.
- Een overzicht van bestaande en geplande netaansluitingen en voorzienbare toekomstige ontwikkelingen.
- Een voorlopig overzicht van de beste en haalbare mitigatieopties voor aan de bouw voorafgaande werkzaamheden, voor bouw, exploitatie, onderhoud en ontmanteling.
- De belangrijkste kennislacunes.
Volgende stappen
De volgende stappen die gepland zijn tot de herfst van 2024 zijn het organiseren van een trilaterale workshop om de uitwisseling te bevorderen, voorlopige resultaten te presenteren en informatie te verfijnen. De taken zullen verder worden uitgewerkt door het consortium, ondersteund door het CWSS en de werkgroep.